Om een natuurdrone te kiezen spelen er diverse zaken zoals wat wil je opsporen en met het zoekresultaat doen. Daarnaast ben je afhankelijk van jouw vaardigheden, hulp van anderen en de regels rond drones en natuur.
De vluchtparameters zijn ingesteld voor een vlieger en waarnemer met natuurdrone en thermische sensor. Om nesten en kuikens op te sporen bevat de drone een thermische sensor van 640x512 pixels zodat op ongeveer 30 meter hoogte met een snelheid van max. 18 km/u de fauna wordt waargenomen. Op die hoogte scannen we afhankelijk van lens een breedte van ongeveer 21 meter. Voor het opsporen van volwassen hazen en reekalveren kan twee keer zo hoog worden gevlogen. Met een 320x256 sensor hebben we een kwart van de pixels en moeten we om hetzelfde te bereiken de helft lager vliegen.
We vliegen voor bovenstaande doel vaak in opdracht van iemand anders, boven dun bevolkt gebied en buiten openbare wegen. Er wordt meestal binnen de daglichtperiode gevlogen tot een hoogte van 120 meter. Het komt regelmatig voor dat de natuurdrone inzet gevraagd wordt binnen een gecontroleerd vliegverkeer gebied (CTR). Dat zijn standaard no-fly zone voor drones in de Open categorie. Deze omstandigheden bepalen de vaardigheden we moeten hebben.
Deze praktijk omstandigheden maken dat we binnen de regelgeving kunnen kijken in welke categorie we met welke middelen mogen vliegen en aan welke vereisten de piloot moet voldoen. In onderstaande overzicht ziet u de opties in de Open Category. Met ingang van 1 januari 2024 vallen alle drones zonder Cx keurmerk in de Categorie A3. Als je langer je drone op de oude wijze wilt inzetten dien je te zorgen dat je vluchten verantwoord veilig worden uitgevoerd. Dat kan met een ontheffing in de Specific Category.
In al onze gevallen dient de operator, lees piloot, gecertificeerd te zijn en als geregistreerd bij de RDW. Daardoor wordt deze een exploitant en krijgt een ID. Die ID wordt op de drone aangebracht.